Geld maakt niet gelukkig. Dat weten ze stilaan ook in Genk, dat de kassa flink deed rinkelen na de titel in 2019. Fondsen die technisch directeur Dimitri de Condé meteen gretig aanwendde om de spelerskern opnieuw te stofferen, zij het voorlopig niet met het beoogde succes. Integendeel: een aanzienlijk deel van de gespendeerde miljoenen lijkt nu al een dure grap te worden.
Joseph Aidoo, Ruslan Malinovskyi en Leandro Trossard, voorafgegaan door eerder al Alejandro Pozuelo en vorige winter gevolgd door Sander Berge en Ally Samatta. Zes sterkhouders, ofwel zowat de helft van het kampioenenelftal, die de Limburgers opgeteld ruim 82,5 miljoen opleverden. Tel daarbij nog de mogelijke inkomsten voor overgebleven telgen Jhon Lucumi en Joakim Maehle, die vooralsnog wel niet mogen vertrekken, en de vierde landstitel in het clubbestaan kan in totaal meer dan 100 miljoen naar de Luminus Arena brengen. Een ongeziene oogst op de Belgische transfermarkt.
HROSOVSKY OUT
Samen met het vooruitzicht van de Champions League-vetpotten inspireerde het De Condé tot een al net zo historisch offensief naar Genkse normen. Théo Bongonda, Paul Onuachu en Patrik Hrosovsky, stuk voor stuk nieuwkomers sinds vorige zomer, bezetten vanaf dan namelijk onder hun drietjes het hele podium van duurste aanwinsten in de clubgeschiedenis. Hoewel ook dat eerste duo tot dusver enigszins onder de verwachtingen bleef, verschijnen zij tenminste wel vaak aan de aftrap en hebben ze dus nog alle tijd om hun prijskaartjes van respectievelijk zeven en zes miljoen waar te maken. Dat lijkt voor Hrosovsky en zijn stempel van ruim vijf miljoen daarentegen reeds heel wat minder het geval.
Ondanks de talrijke blessures in de as nam Hannes Wolf de polyvalente middenvelder zelfs nog geen enkele keer op in zijn selectie, waar jonkies als Elias Sierra en Luca Oyen de voorkeur krijgen. Een exit wenkt dus voor de ervaren Tsjech, waarbij het nog maar de vraag is welke portie van zijn investering De Condé nog kan recupereren. Zeker in het post-coronatijdperk. Verhuren is naar verluidt alvast geen optie, hoewel Genk op die manier Ianis Hagi zelfs nog met lichte winst aan Glasgow Rangers wist te slijten. Ook zijn komst voor bijna vijf miljoen was dus echter geen onvervalst schot in de roos, net zomin als de 3,5 miljoen die aan Stephen Odey werd gespendeerd. De overbodige spits mag eveneens alweer beschikken.
RISICOVOL SHOPPEN
Met verder de net iets prijzigere Benjamin Nygren die nog niet kon overtuigen, is Carlos Cuesta (3,8 miljoen) zowat de enige aanwinst uit die drukke zomer die min of meer als een voltreffer kan worden beschouwd. Nochtans behoren al deze namen tot de 15 duurste aankopen ooit in de Luminus Arena, waarmee De Condé duidelijk een stap richting een nieuw marktsegment probeerde te zetten. Zij het vooralsnog dus met weinig succes. In de winter werd trouwens ook voor Mats Möller Daehli nog eens drie miljoen neergeteld, een kostplaatje dat deels door blessureleed tot hiertoe evenmin het gewenste rendement opleverde. Kristian Thorstvedt, die amper anderhalf miljoen kostte, is dan weer bijna fit.
In totaal gaf Genk in het jaar na de titel zo bijna 40 miljoen, ofwel nagenoeg de helft van de inkomsten, alweer uit. Een koopwoede die met een zevende plaats in het klassement vorig seizoen allesbehalve het verhoopte resultaat opleverde. En door een aantal flops, of op z'n zachts gezegd toch niet geheel geslaagde transfers, ook een dure grap dreigt te worden. Niet geheel een verrassing, want shoppen in een hogere categorie houdt nu eenmaal risico's in. Dat blijkt ook uit eerdere miskopen die op het lijstje van duurste aanwinsten in de Genkse geschiedenis pronken, met onder meer Marcus Ingvartsen, Ilombe Mboyo en Pierre Desiré Zebli die allen voor minstens vier miljoen zelfs nog altijd in de top tien staan.
LESS IS MORE
Op zich niks om beschaamd over te zijn, want ook bij de concurrentie wordt vaak tevergeefs diep in de buidel getast. Zo zijn David Okereke, Michael Krmencik – net als Hrosovsky opgepikt bij Viktoria Plzn en ook reeds gelinkt aan een vertrek –, Kaveh Rezaei en in een verder verleden Koen Daerden vier van de zes duurste aankopen ooit bij Club Brugge, terwijl Anderlecht zich pakweg Sven Kums, Bubacarr Sanneh of vooral Nicolae Stanciu vast beklaagt. AA Gent stootte zich al aan dezelfde steen met onder andere Franko Andrijasevic en Mamadou Sylla. In de Ghelamco Arena wordt nu al gevreesd dat, in een soortgelijk offensief als Genk vorige zomer, de jackpot van Jonathan David niet optimaal werden benut.
Less is more, blijft dan ook de gulden regel in het Belgisch transferlandschap. Een concept dat De Condé samen met Vincent Mannaert in Brugge nochtans als de beste weet toe te passen. Zo werden de eerder vermelde kampioenenmakers stuk voor stuk voor bescheiden bedragen van maximaal twee miljoen in huis gehaald, net als andere lucratieve goudhaantje voor hen zoals Leon Bailey, Sergej Milinkovic-Savic en Wilfred Ndidi. Samen met de vlotte doorstroming uit de eigen jeugd vormt het de basis voor het huidige succes in de Luminus Arena, waar De Condé ondanks de recente missers dus toch het nodige krediet verdient. Al kan hij toch maar beter hopen dat met Daniel Muñoz, Cyriel Dessers en Gerardo Arteaga, opgeteld weer goed voor 12 miljoen, de bal deze zomer niet opnieuw werd misgeslagen.
(Bron transfercijfers: transfermarkt.nl)