Denis Odoi is inmiddels al 37 jaar, maar de polyvalente middenvelder blijft gaan. Bij Royal Antwerp FC is hij nog steeds een grote waarde. Onder Andries Ulderink is het ouderdomsdeken een belangrijke pion.
Odoi sprak eerder al over zijn toekomst bij Antwerp en tegenover Het Nieuwsblad liet hij zich ook uit over zijn carrière. Vooral de rode kaart tegen RSC Anderlecht in de halve finale van de Croky Cup spookt nog steeds bij Odoi.
Dieptepunt
Odoi kan nog steeds niet geloven dat hij zijn kalmte verloor tegen Anderlecht. “Wat me hier thuis voor de beker tegen Anderlecht overkwam, was een van de zeldzame momenten waarop ik mijn emoties niet onder controle had. Ik snap nog altijd niet waarom. Toen die bal richting hun bank rolde, dacht ik zelfs: ‘die gaan ze sowieso op het veld gooien.’ En toch gooide ik die bal terug.”
De middenvelder baalt nog van die fase. “Een van de grootste dieptepunten, zonder twijfel. Omdat we goed in de wedstrijd zaten (Odoi maakte de 1-0, red.). En omdat die finale halen echt wel mogelijk was. Die had veel betekend voor de fans, vanwege de derde op rij. Maar ook voor mij persoonlijk, om tegen Club Brugge te kunnen spelen. Maar oké bon, gedane zaken nemen geen keer.”
Revanche?
Donderdag neemt Antwerp het in de Champions Play-Offs op tegen Anderlecht. Odoi zint echter niet op wraak. “Neen. Ik verschijn ook niet met revanchegevoelens aan de aftrap. Het is door mij misgelopen, niet door Anderlecht. Oké, ze hebben een bal op het veld gegooid, maar er zijn ondertussen al veel ballen op het veld gevlogen", verwijst hij al grijnzend naar de bal op het veld tussen Union SG en KRC Genk.
Odoi geeft toe dat hij even in een mindere periode zat bij Antwerp. Van januari tot midden februari kende hij een moeilijke tijd op het veld. “Het enige wat je kunt doen is blijven werken, zodat je aan het einde van de rit jezelf niets kunt verwijten. Zo handel ik al heel mijn carrière. Maar ik ben niet verbitterd. Ik weet vanwaar ik kom. Ik heb al veel meer bereikt dan 99 procent van de mensen ooit van mij hadden verwacht.”