Roméo Vermant speelde alles, hij droeg de aanval alleen en hij raakte uiteindelijk geblesseerd. Toeval kan, maar de signalen waren er en Club Brugge deed er niets mee.
LEES OOK: Catastrofale misrekening: Rigaux laat Club Brugge crashen
Eén spits, nul alternatievenClub Brugge moet het in de komende twee matchen zonder Roméo Vermant doen. Of beter: zonder spits. Want dat is het pijnlijkste aan deze situatie: Vermant droeg de aanval op z’n eentje. Hij was niet één van de opties, hij was de enige.
Een jaar geleden zou zijn blessure amper iemand zijn opgevallen. Vandaag is het een sportieve crisis. Acht wedstrijden, zeven keer in de basis, amper 21 jaar oud. Voor iemand die vorig seizoen nog moest knokken voor invalbeurten, is dat een geforceerde romotie. Vermant werd niet gebracht, hij werd erin gesmeten.
En dat terwijl de twijfels rond hem nog niet eens weg was. Hij werkte hard, hij bracht energie, maar was hij écht al een afwerker of een zekerheid op topniveau? De meningen bleven verdeeld en altijd kwam er een ‘maar’.
Overbelast? De cijfers liegen niet
Toch maakte Club Brugge hem hun enige spits. Niet omdat hij klaar was, maar omdat er niemand anders wás. Gustaf Nilsson was out na een blessure, Nicolo Tresoldi is voorlopig onzichtbaar, en de jonge Kaye Furo is maar een belofte.
Dus kreeg Roméo Vermant het volle vertrouwen. Hij scoorde, vocht, sleurde, liep zich de longen uit het lijf. “Het voelt goed om de aanval te dragen,” zei hij. En hij meende dat, maar hij zei ook: “Ik hoef het niet alleen te doen.” Alleen: hij moest het wel alleen doen.
Van zijn eerste basisplaats eind juli tot zijn blessure op 20 augustus: acht matchen in 26 dagen. 548 minuten in één maand tijd voor een jongen van 21. Elke keer opnieuw moest hij de kar trekken, waardoor het geen toeval is dat zijn lichaam nu ‘stop’ zei. Een spierblessure dook op en daarmee is hij minstens twee matchen out.
De signalen waren er
En de signalen waren er. Hein Vanhaezebrouck zei het vlak voor de match tegen Rangers FC: “Vermant zit niet in zijn beste periode. Vorig jaar liep hij achter elke bal aan — nu is dat nog maar zeventig procent. En dat kan hij zich niet permitteren.” Hij zag het gebeuren. Marc Degryse ook: “Het zou hem deugd doen om nog eens als invaller het verschil te mogen maken.” Maar die rust kreeg hij niet en dus bleef hij maar lopen. Zelfs Vanhaezebrouck zei eerder al: “Club moet hopen dat er niets gebeurt met Vermant.”
Het was absoluut zijn eigen fout niet, want Vermant wílde spelen. Hij heeft er ook hard voor geknokt, om eerste spits van Club Brugge te kunnen zijn. “Speelminuten zijn het allerbelangrijkste,” zei hij in juli. “Ik voelde dat ze mij bij Club nog te vaak als jeugdspeler zagen. Maar ik heb ervoor gezorgd dat ze niet meer om me heen kunnen.”
Vermant heeft gelijk. Ze konden niet meer om hem heen, maar niemand stond ernaast. Club Brugge heeft te lang gedaan alsof één jonge spits genoeg was en alsof vertrouwen alles oplost. Je kan de aanval van een topclub niet zomaar op de schouders van één spits van 21 leggen.