Vaak wordt gesproken over de moeilijkheidsgraad om de voetbalsport te innoveren. Voetballiefhebbers mijmeren immer over de romantiek van het spel, hun liefde voor traditie (met name in het Britse voetbal) en vervallen stadions.
Voetbalbouwwerken als stadions vormen misschien wel het beste voorbeeld. Een stadion moet een beetje stinken, moet harde bankjes hebben, moet een bierlucht hebben. Supporters moeten ‘het zweet kunnen ruiken’. Een stadion moet, met andere woorden ‘voetbal ademen’. Het moet ‘ouderwets gezellig’ zijn. Een spelershome met bitterballen, liefst inclusief een barkeeper van de week, die we nu iedere week terugzien in
Voetbal International. Oude krotten van stadions moeten hierdoor worden behouden; clubs kunnen niet vooruit, omdat conservatieve romantici waarde hechten aan zelfbedachte en –gewaardeerde gevoelens en ideeën, die in een nieuw stadion evengoed gestalte kunnen krijgen. Maar dan mét moderne gemakken en financiële voordelen voor de betreffende club.
Doellijntechnologie is een ander voorbeeld. Enkele conservatievelingen houden met alle macht deze vooruitgang van de voetbalsport tegen. Het zou tot de romantiek van het voetbal behoren dat scheidsrechters fouten maken (zij zijn immers menselijk): doelpunten worden toegekend terwijl de bal de lijn nog niet is gepasseerd en onterechte kaarten worden uitgedeeld. Beslissingen van scheidsrechters hebben vandaag de dag echter financiële gevolgen tot in de miljoenen kunnen lopen. Je hebt een bord voor je kop wanneer je deze technologische ontwikkeling tegen wilt houden.
Ander voorbeeld. Een knollenveld behoort volgens enkelingen tot de ‘romantiek van het voetbal’. Voetbalwedstrijden worden afgelast en doelpunten worden gemaakt door scheef liggende graspollen. Wedstrijden worden beïnvloed door slechte stukken grasmat. Op kunstgras komt technisch en aanvallend voetbal beter uit de verf, wat voor Nederlandse clubs voordelig uit zou kunnen pakken. Op irrationele wijze worden valide argumenten van tafel geveegd, die stellen dat kunstgras zeer prima als substitutie kan gelden voor natuurlijk gras. Spelers zijn bang voor denkbeeldige blessures (de kans daarop is mijns inziens groter op een slecht pollenveld), romantici verlangen naar de geur van vers gemaaid gras. Ondertussen trainen vele clubs op een mengvorm tussen natuurlijk gras en kunstgras. Oubolligheid ten top. Het is idioot om vast te houden aan de geur van vers gemaaid gras en daardoor geen vooruitgang te willen boeken.
Traditioneler dan de scrimmage kan het echter bijna niet in het voetbal. Scrimmages zijn volgens commentatoren op televisie immer ‘ouderwets’. Zondagavond spraken twee verschillende commentatoren van dit fenomeen bij de Eredivisiesamenvattingen op zondagavond. Ik vind ‘ouderwetse scrimmages’ altijd bijzonder knullig ogen en geniet ervan wanneer een commentator spreekt van een ‘ouderwetse scrimmage’, temeer daar over het algemeen minstens vijftien spelers in de doelmond te zien zijn, met hun ogen voortdurend zoekend naar de bal, in het wilde weg trappend en duwend en een bal die als in een flipperkast wordt voorbewogen. Ook zo een term trouwens, flipperkast.
De scrimmage is één van de traditionele kanten van het voetbal die immer behouden moet blijven en ook wel zal blijven. Het behoort tot de schoonheid van sport, chaotische situaties. Andere, conservatieve standpunten die de vooruitgang van de voetbalsport als geheel tegenstaan? Ik denk dat het voetbal die beter af kan schudden. Alleen dan kan voortgang worden geboekt. Mede daarom juich ik de houding van UEFA-baas Michel Platini ook zo toe, die het EK van 2020 in meerdere landen zal gaan organiseren. Alleen door meer van dit soort gedurfde stappen kan ook de voetbalsport eindelijk in de éénentwintigste eeuw stappen.