De afgelopen week maakte UEFA-eindbaas Michel Platini nog maar eens duidelijk wel wat te zien in een EK voetbal verspreid door Europa in jubileumjaar 2020. De UEFA bestaat zestig jaar en dat moet natuurlijk worden gevierd! Het EK moet
on tour langs twaalf Europese steden. Ik ben niet vies van een innovatief en progressief ideetje hier of daar, heb ik in voorgaande columns al wel eens laten doorschemeren. Het idee van Platini vind ik daarom gedurfd, maar bovenal zo gek nog niet.
Het EK voetbal in één of twee landen ergens in Europa is een feest. Supporters uit alle windstreken – herstel; vermogende supporters uit alle windstreken – trekken naar het gelukkige organiserende land, dat een maand lang in de ban is van de bal. Daarna vertrekken de voetbalfanaten echter weer snel uit de speelsteden, enorme voetbaltempels achterlatend. Want EK-wedstrijden moeten wel in
triple-A locaties worden verspeeld natuurlijk. Met het EK on tour, zoals ik het idee van Platini maar even bestempel, is dit probleem in ieder geval opgelost. Er hoeven niet speciaal stadions te worden gebouwd die na het toernooi nooit meer gevuld zullen zijn. Het eerste voordeel is daarmee te noteren. Een stadion zal pas in aanmerking komen vanaf bepaalde grootte en atmosfeer. Wanneer het idee van Platini duurzaam wordt ingevoerd, bestaat het gevaar dan natuurlijk wel dat het EK immer dezelfde speelsteden zal aandoen. Dat lijkt me niet de bedoeling. Overigens denk ik dat er ruim voldoende stadions zijn om voldoende spreiding te bewerkstelligen, maar dat terzijde.
Als nadeel kan trouwens worden gezien dat veel landen nu niet gedwongen worden om in de voetbalinfrastructuur te investeren. Ook nationale overheden zullen minder snel in stadions investeren, als de druk van de organisatie van een EK niet meer op de schouders van een land rust. Over de wenselijkheid van overheidssteun voor de bouw van stadions kan overigens worden gediscussieerd, maar feit blijft dat er minder geïnvesteerd zal worden in voetbalinfrastructuur, wat voor de sport nadelig uit kan pakken.
Natuurlijk hoeven supporters minder ver te reizen, maar dat supporters uit alle deelnemende landen niet meer in één staat verzamelen kan als nadeel worden beschouwd. Laten we wel zijn, dit geeft een unieke sfeer. Aan de andere kant heeft dat in het verleden ook rellen opgeleverd. De kans op rellen zal in ieder geval worden verkleind. Bovendien kunnen minder bedeelde fans niet altijd dure reizen betalen. Nu het evenement zich over Europa verspreidt en vele steden aan zal doen, kan heel Europa meegenieten. Krijgen we een stukje
Europabuilding erbij dus. Dat is op zich ook zo gek nog niet.
Bottom line is: het EK komt naar de mensen toe.
Hoe verder het toernooi bovendien vordert, hoe meer het toernooi zich zal concentreren op de topstadions en toplanden van Europa. Logisch; dat zijn de landen die een greep naar de cup zullen doen, de landen die de grootste en modernste stadions hebben en dat scheelt bovendien in reistijd van de supporters.
De UEFA mag het EK on tour mogelijk vooral willen inzetten als propagandamiddel; er zitten ook prachtige innovatieve en creatieve voordelen aan het concept. De gemiddelde voetbalfan volgt het evenement trouwens toch op de televisie, dus voor hem zal er niets veranderen. De kans is daarnaast veel groter dat het evenement ook op reisafstand zal plaatsvinden. Niet alleen de UEFA komt dichter bij de mensen, ook het EK-evenement. Niet alleen als propaganda niet slecht, maar ook voor de voetbalfans kan dit idee zijn voordelen hebben.