Na de landstitel in 2019 zag Genk tal van sterkhouders vertrekken, waarbij de Limburgers telkens serieuze sommen op de rekening mochten bijschrijven. Dimitri de Condé bleef echter niet bij de pakken zitten en besloot heel wat van die miljoenen opnieuw te investeren. Met succes, zo blijkt, want een aantal dure vogels beginnen stilaan stevig te renderen.
Aanvankelijk leek het er nochtans op dat de technisch directeur zich flink mispakt had aan zijn investeringen, iets wat wel vaker het geval is in België. Ook bij de andere topclubs blijken de duurste aanwinsten namelijk lang niet altijd de grootste meerwaarde te bieden. Toch ziet het ernaar uit dat ze in de Luminus Arena komaf maken met dat cliché. Theo Bongonda en Paul Onuachu, die met hun kostplaatjes van respectievelijk zeven en zes miljoen euro de prijzigste aankopen in de clubgeschiedenis vormen, vinden tenslotte alsmaar meer hun draai.
Bongonda scoorde tegen Moeskroen al zijn zevende en achtste doelpunt van de campagne, topschutter Onuachu zit reeds aan 10 goals en heeft ook één assist achter zijn naam staan. Met een voet in 19 treffers zijn ze zo, op gelijke hoogte met OHL-draaischijf Xavier Mercier en Thomas Henry óf Kamal Sowah, het op één na dodelijkste duo in de JPL. Alleen de ongenaakbare Raphael Holzhauser en Tarik Tissoudali doen met maar liefst 29 stuks nog een pak beter. Hoe dan ook lijkt de gok van 13 miljoen dus alsnog goed uit te draaien voor Genk.