Naar jaarlijkse gewoonte verliet afgelopen zomer heel wat talent de Belgische velden. Doorgaans staan er dan snel weer nieuwe smaakmakers op, maar dit seizoen suggereren de data dat de Jupiler Pro League wel degelijk aan (offensieve) kwaliteit heeft ingeboet. Een duik in een aantal flagrante cijfers die de huidige bloedarmoede illustreren.
U heeft het vast al ergens gelezen: nooit eerder waren de topscorers in België zo slecht bij schot. Acht doelpunten volstaan voor Union-spits Promise David om na 19 speeldagen de stand aan te voeren, op de voet gevolgd door Christos Tzolis (Club Brugge), Jeppe Erenbjerg (Zulte Waregem), Omri Gandelman (AA Gent) en zijn ploegmakkers Raul Florucz en Kevin Rodriguez. Het trio van de koploper zijn trouwens de enige centrumaanvallers in die lijst. Sire, er zijn geen spitsen meer.
LEES OOK: Van Damme spreekt open en bloot: 'Wereld viel op zijn kop'
Neglected GoalsMet weemoed kunnen we dan terugdenken aan vervlogen tijden, toen sluipschutters als Wesley Sonck, Carlos Bacca, Aleksandar Mitrovic of recenter zelfs Paul Onuachu, Deniz Undav, Hugo Cuypers en Kévin Denkey onze velden onveilig maakten. Al wordt de erelijst van het vorige decennium toch vooral gevuld door minder ronkende namen als Jérémy Perbet, Hamdi Harbaoui en Lukasz Teodorczyk. Daarvoor tikte de topschutter overigens geregeld af op minder dan 20 doelpunten.
Toch zit de productie en vooral efficiëntie in een dalende lijn. Dat staven de statistieken. Wanneer we er de tabel van de intussen beruchte expected goals of xG bijnemen zien we dat nauwelijks twee ploegen méér scoren dan verwacht op basis van de afgedwongen kansen: KV Mechelen en Zulte Waregem, die allebei reeds 'recht hadden' op een tweetal doelpunten meer. Voor het overige 'verdiende' elke ploeg al vaker te scoren, waarbij de ene al wat meer laat liggen dan de andere.
De schade blijft bij Union, AA Gent en Charleroi beperkt tot hoogstens anderhalve goal, al betekent dat wat die laatste twee clubs betreft vooral dat ze weinig creëren. Anderlecht had drie goals meer moeten tellen, terwijl al de rest minstens vier keer meer raak had moeten treffen. In het geval van Dender, Westerlo, Genk en Club Brugge gaat het al om een zestal stuks, STVV liet zelfs al meer dan zeven doelpunten liggen. De derde plaats van de Kanaries is dan ook verre van gestolen.
Mirakel van Miras
Dan zal Cercle Brugge het zich meer beklagen dat het al bijna tien (!) goals meer had moeten maken. Mits wat meer koelbloedigheid had het nummer 15 in de ranking volgens de zogenaamde expected points, waarbij aan iedere wedstrijd een nieuwe score wordt toegekend op basis van de xG en expected goals against of xGA, zomaar op de vijfde plaats kunnen staan. Aan het andere uiterste van het spectrum bevindt zich KV Mechelen, dat zowaar thuishoort op de ... laatste plaats.
Toch ligt die eerste deelname aan Play-Off I eindelijk binnen handbereik. Met dank aan het feit dat Nacho Miras zich in theorie al maar liefst 13 keer meer had moeten omdraaien. Een uitschieter, maar waar te weinig wordt gescoord worden er vanzelfsprekend ook minder doelpunten geslikt dan verwacht. Charleroi en OH Leuven zijn de enige teams die mogen klagen, waarbij de marge dan nog telkens te verwaarlozen valt. Genk, Dender Cercle Brugge draaien ongeveer break even.
Club Brugge had dan weer al zeven goals meer rond de oren kunnen krijgen. Met elk zes stuks op de hielen gezeten door Antwerp en Standard, na KV Mechelen de voornaamste overperformer. Union, Anderlecht, STVV, Zulte Waregem en La Louvière ontsnapten al aan een vijftal tegentreffers, Westerlo en AA Gent aan respectievelijk drie en vier stuks. De doelmannen halen het dus vaker van de spitsen in onze hoogste voetbalafdeling. Of hun afwerking laat simpelweg te wensen over.
70 doelpunten kwijt
Afgelopen zomer verliet alvast heel wat aanvallend geweld onze competitie. Denk maar aan goalgetters zoals Kasper Dolberg, Franjo Ivanovic en topschutter Tolu Arokodare, en in mindere mate ook onder andere Nikola Stulic, Matija Frigan, Ferran Jutglà en Tjaronn Chery. Of zelfs een aantal verdedigers die het doel wisten staan zoals Maxim De Cuyper, Tsuyoshi Watanabe en Toby Alderweireld. In de machines van Vincent Janssen en Hyeon-gyu Oh bleek er dan weer zand te zitten.
Onder andere Adriano Bertaccini, Romeo Vermant en Daan Heymans waren dan weer even buiten strijd, maar toch: van de tien beste schutters na de reguliere competitie vorig seizoen blijven enkel Janssen, Heymans, David, Bertaccini en Benito Raman over. De andere helft is vertrokken. Daarbij hoort trouwens ook Denkey, die midden december al zijn koffers pakte. Al zouden zijn tien doelpunten het seizoen voordien eveneens genoeg geweest zijn voor een gedeelde tiende plaats.
Met hun 11 stuks zouden Chery en Ivanovic toen pas op de negende in plaats van een gedeelde vijfde stek zijn beland, maar van een significant verschil is er niet echt sprake. In totaal werd er tijdens de reguliere competitie toen wel 645 keer gescoord, terwijl we nu op schema zitten voor slechts zo'n 600 doelpunten. Nog een jaar eerder dikte de teller nog aan tot 672 goals. Op slechts twee seizoenen tijd zijn we dus al ruim 70 doelpunten 'kwijtgeraakt'. En het gaat zelfs verder dan dat.
Gezocht: goalgetters
Tussen 2020 en 2023 werd er jaarlijks ongeveer drie keer per wedstrijd gescoord, een gemiddelde dat nadien afnam tot een slordige 2,75 goals per match. Vandaag zitten we nog aan amper 2,5 stuks, een stevige duik. Nochtans worden er niet plots aanzienlijk minder kansen bij mekaar gevoetbald. In een doorsnee JPL-wedstrijd zouden we momenteel nog altijd een drietal doelpunten mogen verwachten. De gemiddelde xG bleef sinds het stopgezette coronaseizoen min of meer stabiel.
Waar de xG voorheen nog geregeld werd overtroffen, is dat sindsdien enkel nog in 2022-23 gelukt. Heel wat clubs hun xGA kleurde toen bloedrood. Het volgende seizoen was er een soort van evenwicht, met uitschieters zoals een bijzonders inefficiënt Genk en Anderlecht dat – net zoals het jaar nadien – een karrenvracht aan tegengoals verijdelde. Vorig seizoen werd de huidige trend vervolgens ingezet, met enkel Anderlecht en Antwerp die de verwachtingen nog ruimschoots klopten.
Ook toen behoorden Genk en Cercle tot de slechtste leerlingen van de klas. Een structureel probleem, ingegeven door het businessmodel? Met name inzetten op jonge talenten die zo snel mogelijk de kassa moeten doen rinkelen. Een steeds noodzakelijkere strategie die ook elders alsmaar meer oplevert, maar ondanks de resultaten in Europa helaas wel gepaard dreigt te gaan met onvermijdelijk kwaliteitsverlies. Of is dit louter een momentopname? De toekomst moet het uitwijzen.
Arne Decraene