Bye Bye Böloni. Onder leiding van de Roemeense coach evolueerde Antwerp FC in drie jaar tijd van een neofiet in 1A naar een topclub in opbouw. Laszlo Bölöni had een groot aandeel in de restauratie van The Great Old, maar de club moet dadelijk een nieuwe weg inslaan. De ouderwetse manier van voetballen, gestoeld op discipline en fysiek, was broodnodig om te groeien tijdens de eerste drie seizoenen in 1A. Het Antwerpse publiek kon zich ook identificeren met die filosofie, maar een moderne aanpak is aangewezen om die laatste stap te zetten naar de absolute Belgische top.
DE HAND VAN BÖLÖNI
De prestaties en resultaten onder Bölöni namen tijdens de laatste drie jaar een positieve vlucht. In het debuutseizoen 17-18 eindigde Antwerp op een knappe achtste plaats in 1A. Het jaar daarop was dat een zesde positie in de reguliere competitie en dit seizoen kon zelfs de tweede plaats nog behaald worden. Het aantal gescoorde doelpunten over de voorbije drie jaar nam logischerwijs toe van 1,2 doelpunten naar 1,58 stuks per wedstrijd.
Op defensief vlak minderde het aantal tegendoelpunten per match van 1,33 naar 1,1 eenheden. Daarnaast nam het aantal schoten op doel jaarlijks toe, terwijl het aantal geïncasseerde schoten daalde. Het belang van Sinan Bolat en Dieumerci Mbokani, beide grote spelbepalers in hun linie, wordt daarmee stevig onderschreven. Maar de sterkte van Antwerp lag de voorbije jaren vooral op een stug defensief collectief, eerder dan een frivole aanvallende filosofie.
'ONSPORTIEF' ANTWERP
Antwerp kreeg de voorbije seizoen vaak het verwijt te horen een 'vuile' en 'onsportieve' ploeg te zijn. Dat waren geen waarden waar voorzitter Paul Gheysens zijn club mee wilde vereenzelvigen. Bölöni ging daarmee aan het werk en dat resulteerde in een opvallende trend, waardoor Antwerp dit seizoen allerminst nog een vuile of onsportieve ploeg kan genoemd worden. Enkel in het tweeluik tegen
Club Brugge maakte Antwerp nog eens ouderwets een slechte beurt op dat vlak.
Het totaal aantal aangegane duels over de voorbije drie jaar bleven nagenoeg ongewijzigd. Maar de nadruk begon steeds meer op het offensieve gebied te liggen. In het seizoen 17-18 was Antwerp nog de op één na grootste strijder bij de defensieve duels. Deze jaargang was de ploeg van Bölöni de op één na laatste in diezelfde rangschikking. Bij de aangegane offensieve duels is de constatering net omgekeerd. Antwerp eindigde de huidige competitie zelfs met meer offensieve duels dan defensieve. En dat was de eerste keer in drie jaar tijd.
Ook het aantal begane overtredingen nam aanzienlijk af. Tijdens het seizoen 17-18 werd Antwerp nog 18,5 keer foutief afgefloten per wedstrijd. Het jaar nadien minderde dat aantal naar 16 overtredingen. In die bewuste twee seizoenen was Antwerp ook de grote slokop bij het aantal onrechtmatige afstoppingen. Dit seizoen beging de club amper 14,7 fouten en staat het daarmee recht in de middenmoot, op een achtste plaats.
OPVALLEND WEINIG AANVALLEND INITATIEF
Met 1,58 gescoorde goals per wedstrijd nam de doelpuntenproductie gevoelig toe op de Bosuil. Antwerp eindigde het huidige seizoen op een vierde plaats, en qua aantal gelukte doelpunten moet het enkel twee ploegen voor zich dulden. Op basis van de kwaliteit van de verworven kansen moest Antwerp zelfs nog iets beter gescoord hebben, maar een echte doelpuntenmachine zoals AA Gent of Club Brugge was het dit seizoen nooit. De ploeg van Bölöni was daarvoor té fel aangewezen op de grote klasse van Dieumerci Mbokani of de flitsen van Lior Refaelov, Didier Lamkel Zé of Ivo Rodrigues.
Dat blijkt ook uit het aantal positionele aanvallen dat Antwerp dit jaar klaarspeelde. Met 30,45 aanvallen per wedstrijd behoort Antwerp tot de minst offensieve ploegen van de top-zes. Sporting Charleroi legde per wedstrijd 25 georganiseerde aanvallen op de mat, en is daarmee de ploeg die het minst offensieve patronen etaleerde. Maar alle andere ploegen aan de top van het klassement doen beduidend beter dan Antwerp. Ook zelfs bij het aantal effectieve doelpogingen die uit deze georganiseerde aanvallen voortvloeiden. De waarde van de doelpunten van Mbokani in het team van Bölöni wordt daarmee nogmaals benadrukt.
Maar ook zonder positionele aanvallen presteerde Antwerp eerder pover in vergelijking met de andere ploegen uit de top-zes. Met gemiddeld 12 pogingen richting het doel per wedstrijd, op alle mogelijke manieren, betrekt Antwerp wel de vijfde plaats in de rangschikking. Opvallend genoeg eindigde maar 37% van die kansen ook effectief op het doel, waarmee Antwerp maar liefst 8 ploegen beter zag presteren op dat gebied. Samenvattend: puur aanvallend acteerde Antwerp dit seizoen dus eerder middelmatig.
KICK AND RUSH
Die offensieve desorganisatie – met weinig positionele aanvallen maar veel kansen op andere manieren – is het gevolg van het
hoge tempo en strikte
pressing dat Antwerp doorvoerde. De ploeg van Bölöni hanteert de derde hoogste pressing van de
Jupiler Pro League, en dat is een grote verdienste van de Roemeen. Volgend seizoen moet de opvolger van Bölöni er alvast zien in te slagen om die pressing te handhaven.
Maar de Antwerpenaren houden toch zo moeilijk de bal in hun bezit. Enkel KV Oostende, Sporting Charleroi en Cercle Brugge konden nog minder passes per balbezit handhaven. Nochtans genereerde Antwerp jaarlijks procentueel meer balbezit, van 43% naar 47%, maar haalde het daarmee dit jaar pas het elfde grootste aandeel van alle clubs in 1A. Om een echte topclub te worden, én ook dominanter te voetballen, moet dat balbezit dus dringend omhoog.
Nochtans steeg het aantal passes van Antwerp al gevoelig tijdens de voorbije drie jaar. In het seizoen 17-18 speelde zelfs geen enkele ploeg in 1A minder passes bij elkaar dan Antwerp. Tijdens de voorbije twee seizoenen steeg dat aantal wel, maar bevond Antwerp zich nog steeds in de onderste regionen van 1A in dat onderdeel. Ook de passing-efficiëntie nam flink toe van 75% naar 80%, maar ook hier bezet Antwerp nog steeds maar de elfde plaats in 1A. Daarmee doet The Great Old zelfs minder dan het competitiegemiddelde van 81%.
LEKO DE GEKNIPTE OPVOLGER?
Hoedje af voor Laszlo Bölöni, die Antwerp op zijn eigen gevierde wijze de aansluiting liet vinden met de Belgische top. Op de Bosuil raakt men stilaan af van het etiket van vuile en onsportieve ploeg, én werden er jaarlijks betere sportieve resultaten waargenomen. In dat onderdeel van zijn opdracht slaagde Bölöni met glans, en kan voorzitter Paul Gheysens hem daarom bitter weinig verwijten.
Bölöni liet zijn Antwerp evolueren van een fysieke en stugge machine naar een team met meer aanvallende impulsen. Die evolutie werd ingezet over een tijdspanne van drie jaar, maar Antwerp behoort op aanvallend vlak zeker nog niet tot de absolute Belgische top. De 49 gescoorde doelpunten dit seizoen verbloemen bijvoorbeeld erg veel. Zo scoorde Antwerp bijvoorbeeld 10 keer vanop de stip, geen enkele ploeg lukte meer elfmeters, én beschikte het met Mbokani over een spits van ongeëvenaarde klasse.
Zonder de Congolees, iets wat volgend seizoen meer dan waarschijnlijk lijkt te zijn, wordt Antwerp eerder aangewezen op uitgetekende aanvallende patronen. En daarbij het liefst met dominant voetbal. Maar laat die zaken niet de grootste sterkte zijn van Bölöni. Met een nieuwe coach gezegend met frisse offensieve en constructieve ideeën, zoals Ivan Leko bijvoorbeeld, is Antwerp klaar om die allerlaatste stap te kunnen zetten. Want ook de Kroaat heeft nog steeds een aanzienlijk aandeel in het huidige succes van Club Brugge (
LEES MEER). Het clubbestuur op de Bosuil heeft dus goede en logische redenen om het aflopend contract van Bölöni niét te verlengen, maar enige dankbaarheid is zeker op zijn plaats. Aan Gheysens en Luciano D'Onofrio om nu de geschikte veldheer aan te stellen om die belangrijke volgende stap in het proces te zetten.