Het gekibbel over het al dan niet definitief stopzetten van de Jupiler Pro League wakkert een aloude discussie opnieuw aan. Hoewel we na tien jaar intussen al lang gewend zijn aan het systeem van de play-offs, zorgt het competitieformat immers nog steeds voor flink wat tegenkanting. Bart Verhaeghe en co zien nu hun kans dan ook schoon om terug te keren naar een traditionelere voetbalkalender. Maar wat als die in de eerste plaats al nooit veranderd was?
We gaan er hier dan wel van uit dat de hervorming naar slechts 16 clubs op het hoogste niveau gewoon was doorgegaan, want anders wordt de oefening net iets te ingewikkeld. Onze bedoeling is dus om na te gaan welke zaken anders waren gelopen indien het klassement na 30 speeldagen, vandaag bekend als het regulier seizoen, het voorbije decennium sluitend was geweest. Wie zou in dat geval voordeel hebben gehad, en wie wist net te profiteren van de eindrondes? De vier meest opvallende conclusies:
1. DRIE ANDERE KAMPIOENEN
Maar liefst zeven keer op tien stond het team dat als leider aan PO I begon ook aan de eindmeet nog overeind. Het argument dat Club Brugge anders al veel vaker tot kampioen zou zijn gekroond blijkt dus niet te kloppen, al zou Blauw-Zwart wel één titel meer in de kast hebben staan. In 2015 begon het met twee punten voorsprong op AA Gent, maar de troepen van Hein Vanhaezebrouck deden uiteindelijk toch nog haasje over. Zonder de play-offs zat de Ghelamco Arena nu dus nog altijd te wachten op haar eerste succes. En had het allicht de memorabele Champions League-campagne het jaar nadien gemist.
Ook Genk zou één keer minder in het winnende kamp hebben gestaan, want in 2011 sloot Anderlecht als koploper de reguliere competitie af. Paars-Wit loste de rol terwijl Standard een remonte inzette, maar de Rouches schoten op het eind een half puntje tekort. Sclessin baalde echter nog harder in 2014, toen de Luikenaars zelf een riante voorsprong weggaven. Opnieuw haakte eerste achtervolger Club Brugge al snel af, maar dit keer was het aan het Anderlecht van Besnik Hasi om te profiteren van een eindspurt. Wat de totale balans betreft, wordt in het Lotto Park op die manier de status quo behouden.
2. STVV EUROPA IN
Een van de voornaamste lokmiddelen om de kleine clubs destijds achter het nieuwe format te scharen, was het perspectief op een Europees ticket. De winnaar van PO II mocht het jaarlijks namelijk opnemen tegen het nummer vier – of vijf, afhankelijk van de beker – bij de grote jongens, waardoor ook de kleintjes af en toe eens zouden kunnen proeven van Europa. Een uitweg waar bijvoorbeeld Anderlecht, dat voor het eerst PO I dreigde mis te lopen, dit jaar ten stelligste op hoopte. Al blijkt het achteraf toch allemaal praat voor de vaak, want tot op heden slaagde slechts één team ook werkelijk in die opzet.
In 2010, het eerste jaar met een nacompetitie, kwalificeerde het pas gepromoveerde STVV zich in tegenstelling tot eeuwige rivaal KRC Genk direct bij de top zes. Met een jonge Simon Mignolet in doel wipten de Kanaries daarin zelfs nog naar de vierde plek, terwijl hun streekgenoot in PO II als winnaar uit de strijd kwam. In de daaropvolgende Limburgse Derby’s trok Genk aan het langste eind, tot op vandaag de enige keer in tien pogingen dat een ploeg via PO II naar de voorronde van de Europa League mocht gaan. Een potentieel unicum in de clubgeschiedenis dat de fans op Stayen dus ontnomen werd.
3. HARBAOUI NOOIT TOPSCHUTTER
Datzelfde jaar kroonde Romelu Lukaku zich tot de jongste topschutter ooit, hoewel Club Brugge-spits Dorge Kouehama na de play-offs één doelpunt meer op zijn naam had staan. Volgens de huidige regels was de toenmalige Anderlecht-jonkie die eer dus ontglipt, maar in ons scenario mag hij zijn titel van Gouden Stier gewoon behouden. Hetzelfde kan evenwel niet gezegd worden over Hamdi Harbaoui, die in dat geval zelfs geen enkele keer op het hoogste schavot had staan pronken. Tot drie keer toe sloeg de Tunesiër, die in 2014, 2018 én 2019 met het kleinood ging lopen, immers toe in de eindrondes.
De eerste keer deed Harbaoui zijn trucje wel in PO I, dus de theorie dat hij het alleen tegen de kleintjes kan gaat niet volledig op. De goalgetter, op dat moment nog werkzaam bij Lokeren, troefde toen Michy Batshuayi af. In 2018 was Isaac Kiese Thelin, die op basis van uitgoals Teddy Chevalier had afgehouden, dan weer het slachtoffer, vorig jaar was het de beurt aan Ally Samatta. Ook Ivan Perisic zou zijn Gouden Stier uit 2011 overigens moeten afstaan aan Jelle Vossen, dan nog een Genkie. Tot slot wist Jérémy Perbet in 2016 pas na het regulier seizoen afstand te nemen van KV Mechelen-revelatie Sofiane Hanni.
4. GEEN RECORD VOOR DESCHACHT
Nu zouden we het natuurlijk nog over de herverdeling van de Europese tickets kunnen hebben en de bijhorende campagnes die daarmee gepaard gingen. Of andere individuele prijzen als Profvoetballer van het Jaar of de Gouden Schoen onder de loep nemen. Afsluiten doen we echter met de bedenking dat Anderlecht-recordman Olivier Deschacht 54 wedstrijden in PO I op zijn naam heeft staan. Trek die af van zijn totaal van 601 duels, en de vroegere verdediger van Paars-Wit klokt af op 547 stuks – ofwel 19 matchen minder dan Paul Van Himst. In een competitie met 16 clubs maar zónder play-offs, had die laatste zijn record vandaag dus nog altijd in handen. Of hoe Oli zich net zoals Genk, Gent en Harbaoui en co alvast gelukkig prijst dat het format ooit in het leven werd geroepen.