Een Belgische en een Nederlandse club tegenover elkaar in een Europees duel: het blijft altijd iets speciaals. Donderdagavond is het weer zover, wanneer Antwerp de noordelijke grens oversteekt om het in een zoveelste Derby der Lage Landen op te nemen tegen AZ. Behalve het begeerde plaatsje in de Europa League staat er zo dus ook enige nationale trots en prestige op het spel.
De heenwedstrijd tussen de nummers vier van de voorbije Jupiler Pro League en Eredivisie wordt omwille van het ingestorte dak boven de tribunes in Alkmaar niet afgewerkt in de gebruikelijke heimat van AZ, maar wel in het stadion van Twente in Enschede. De twee teams beginnen zo op dat vlak dus alvast met gelijke wapens aan de strijd, want zoals algemeen geweten moet ook Antwerp voor de matchen in Europa uitwijken van de Bosuil naar het Koning Boudewijnstadion. Geen van beide zal dus mogen genieten van een normaal thuisvoordeel.
UNDERDOG OP PAPIER
Sportief gezien helt de balans dan weer wel over in het voordeel van onze noorderburen, die volgens het toonaangevende Transfermarkt.com een veel waardevollere kern in huis hebben. Samen zouden de spelers van Antwerp namelijk ‘amper’ 35 miljoen waard zijn, bijna 20 miljoen minder dan de selectie van AZ. Dieumerci Mbokani, met een marktwaarde van 3,5 miljoen de beste van de klas in Antwerpen, zou in Alkmaar zo pas de achtste plek bezetten. Goudhaantje Calvin Stengs wordt met zeven miljoen zelfs op het dubbele geschat.
Voor een andere groeibriljant, middenvelder Guus Til, ving AZ deze zomer maar liefst 18 miljoen. Niet eens een clubrecord, want Vincent Janssen en Alireza Jahanbakhsh brachten ooit zelfs nog meer op. Een schril contrast met Antwerp, waar Karel D’Haene met zijn transfer voor 2,5 miljoen naar Turkije in 2004 nog steeds als duurste vertrekker geldt. Ook aan inkomende zijde is het verschil groot: de Great Old betaalde nog nooit meer dan anderhalf miljoen voor een speler, AZ legde in 2007 zeven miljoen op tafel voor Mounir El Hamdaoui.
Een deel van de verklaring ligt uiteraard in het recente verleden van beide teams. Waar AZ in 2009 nog de titel pakte in Nederland en sindsdien een stabiele subtopper bleef vertoefde Antwerp tot twee jaar terug nog in tweede klasse. Het stamnummer één dankt de revival die het sindsdien bewerkstelligde bovendien aan een uitgekiende transferstrategie, waarbij vooral ingezet werd op ervaren maar goedkope versterkingen als Mbokani, Lior Refaelov, Sinan Bolat en Faris Haroun gemixt met opportuniteiten als Sander Coopman en Alexis De Sart.
KANSEN OP HET VELD
De connecties van sportieve baas Luciano D’Onofrio speelden daarbij vanzelfsprekend een grote rol, net als bij de komst – eerst op huurbasis, daarna definitief – van spelers als Aurélio Buta en Ivo Rodrigues. Antwerp ging zo de voorbije seizoenen creatief te werk op de transfermarkt en stelde met ook nog enkele andere voltreffers als Simen Jukleröd, Didier Lamkel Ze en Dylan Batubinsika een competitief elftal samen dat tussen de lijnen meer waard lijkt dan op papier. Zeker met een stuurman als Laszlo Bölöni aan het roer.
Hoewel de individuele transferwaarde van elke individuele speler dus niet meteen in het oog springt vormt Antwerp zo een moeilijk te ontwrichten geheel, waarvan het collectief sterker is dan de (transfer)som van haar delen. Bovendien moeten we de Nederlanders ook niet overschatten: doelman Marco Bizot maakte tijdens zijn periode in Genk zeker geen onvergetelijke indruk, net zomin als middenvelder Jordy Clasie bij Club Brugge. Degelijke spelers, dat wel, maar niet van een niveau waar Antwerp zich door moet laten afschrikken.
Met Arne Slot koos AZ ook nog eens voor een relatief onervaren hoofdcoach als opvolger voor de naar Utrecht vertrokken John van den Brom, al deed die het met een zeven op negen in de competitie en twee makkelijke kwalificaties in de vorige voorrondes tot dusver wel uitstekend. Toch blijven de Alkmaarders vooral afhankelijk van de vorm van jongere spelers als Stengs, Oussama Idrissi en Teun Koopmeiners om vol op toerental te kunnen draaien. Misschien liggen er daar dus wel mogelijkheden voor de uitgekookte Antwerpenaren.
NATIONALE TROTS
Ondanks het feit dat de oudste club van het land toch als underdog aan de dubbele confrontatie begint geven we Antwerp dus zeker een reële kans om de Belgische coëfficiënt tegen de Nederlandse ploegen wat op te krikken. De afgelopen tien jaar – sinds de Europa League de UEFA Cup kwam vervangen – werden teams uit de Lage Landen immers negen keer tegen elkaar uitgeloot, zij het in de voorronde, poulefase dan wel knock-outronde van de Champions of Europa League. Daarin deden we het tot hiertoe echter nog niet al te best.
In de 18 duels van het voorbije decennium trok een Belgisch elftal slechts twee keer aan het langste eind, tegenover maar liefst elf overwinningen voor de Nederlanders. Die zeges dateren bovendien al van een hele tijd geleden: Anderlecht won in 2009 in de poulefase van de Europa League met 1-3 op het veld van Ajax, AA Gent klopte een jaar later in de kwalificatieronde van datzelfde toernooi Feyenoord thuis met 2-0. Daarna konden Anderlecht, Standard en Zulte Waregem nooit meer winnen van Ajax, AZ, Feyenoord of PSV.
Verschillende keren betekende dat meteen ook het einde van de rit voor onze Europese afgezant, al was het tien jaar geleden wel Standard dat dankzij de heroïsche daden van Bolat AZ naar huis stuurde. In Antwerpen hopen ze nu al vurig dat de Turkse doelman, die toen met een late kopbal de Rouches een 1-1 gelijkspel en zo de derde plaats in de Champions League-groep bezorgde, zijn stunt nog eens kan overdoen. Al wie onze nationale trots ten opzichte van de Nederlandse rivaal genegen is duimt alvast mee met Paul Gheysens en co.
GELIJK PLAFOND
Om de staat van het Belgisch voetbal op het internationale toneel in te kunnen schatten zijn we namelijk toch nog altijd geneigd om onze noorderburen als maatstaf te gebruiken. De afgelopen jaren keek de doorsnee Belgische voetbalsupporter dan ook verheugd toe hoe de Rode Duivels het anders zo fiere Oranje ver achter zich lieten – het recente succes van Nederland op de Nations League niet meegerekend. Op clubniveau komen we echter nog steeds zelfs lang niet in de buurt van wat vooral Ajax de voorbije jaren presteerde.
Club Brugge, Genk, Anderlecht en Standard slaagden er de voorbije tien jaar elk één keer in om de kwartfinale van de Europa League te bereiken, terwijl AA Gent zich als enige Belgische ploeg in de Champions League wist te plaatsen voor de knock-outfase. Prestaties die nog niet tot aan de enkels reiken van de Amsterdammers, die afgelopen seizoen pas in de halve finale van het kampioenenbal ten onder gingen en twee jaar daarvoor nog de finale van de Europa League beslechtten. Al is het verschil misschien wel kleiner dan wat we daardoor vandaag denken.
In de jaren voordien kon Ajax namelijk ook niet beter doen dan de Belgische topploegen, net zomin als PSV, AZ, FC Twente of Feyenoord. Hun plafond op het Europese toneel bleek daarbij op ongeveer hetzelfde niveau te liggen als het Belgische, met kwartfinales in de Euopa League en tweede rondes van de Champions League als hoogtepunten. De inhaalrace met onze eeuwige concurrenten lijkt zo zowel op club –als internationaal verband stilaan zo goed als gedicht, alleen de onderlinge resultaten willen nog niet echt mee. Aan Antwerp om daar donderdag in Alkmaar verandering in brengen.